Het is al een tijdje in omgang, maar ik had zelf ook even tijd nodig om de evaluatie van het Bureau Medicinale Cannabis (BMC) door te spitten evenals de kamerbrief reactie van Minister Van Ark (Medische Zorg en Sport).
Tijd om het monopolie voor de productie van medicinale cannabis te doorbreken?
Naast het Experiment Gesloten Coffeeshopketen en de Wietwet, is medicinale cannabis ook onderwerp dat al jaren ter discussie staat. Op dit moment is er maar een teler die mag leveren aan het BMC: Bedrocan. Dat monopolie leken ze even niet meer te hebben, maar de rechter tikte Fyta Company in Waalwijk op de vingers en oordeelde dat ze moesten stoppen met het kweken van medicinale cannabis. Op dit moment is er een aanbesteding gaande die iedere vijf jaar opnieuw moet worden uitgeschreven. Die ging aanvankelijk wederom naar Bedrocan, maar een andere mogelijke kandidaat deed bezwaar en won omdat de aanbesteding zo was ingericht dat alleen Bedrocan de aanbesteding kon winnen. Er zouden vijf bedrijven nog in de race zijn.
De vraag of het monopolie niet eens zou moeten worden doorbroken, werd op pagina 11 van de evaluatie behandeld. Het is vooral een politieke keuze, geven ze aan in de eerste paragraaf:
Of de markt meer ruimte kan krijgen, vraagt in de eerste plaats om een politieke keuze. Zowel argumenten voor als tegen zijn denkbaar. Voor de beschikbaarheid van medicinale cannabis ten behoeve van de Nederlandse patiënt is het geen vereiste om de huidige inrichting en daarmee de rol, taken en uitvoering van het BMC te veranderen. Zoals gezegd, de basis is op orde om patiënten toegang te bieden tot medicinale cannabis. De huidige keten functioneert goed en er kan met kwalitatief hoogwaardige medicinale cannabis aan de binnenlandse vraag worden voldaan.
Dat klinkt een beetje als de wet van de remmende voorsprong: het huidige systeem functioneert goed, dus waarom zouden we verbeteren? Dat is ook de reactie van Minister van Ark hierover, bijna klassiek wet van de remmende voorsprong in de laatste zin: “Bij andere landen lijkt de focus meer te liggen op regulering door middel van ontheffing- en vergunningverlening voor productie en levering dan op handel, zoals in bijvoorbeeld Australië, Denemarken en Zwitserland, waar het nationale bureau geen opkoopplicht van de geteelde medicinale cannabis heeft. Omdat Nederland één van de eerste landen was die een nationaal bureau heeft opgericht voor medicinale cannabis, zijn de internationale verdragen destijds uiterst nauwgezet geïnterpreteerd.”
Omdat we de eerste waren, zijn we wel heel strikt geweest met de navolging van regelgeving. Maar inmiddels zijn we zeker niet meer de enige. Misschien wel de enige die het op deze manier nog doet.
In de volgende alinea schrijven ze in de evaluatie:
Verruiming van mogelijkheden voor de markt is op dit moment niet aan de orde, wanneer als voorwaarde geldt dat meer voortgang moet zijn geboekt op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en de ontwikkeling van een geneesmiddel. Tegelijkertijd is naar voren gekomen dat het stimuleren van onderzoek naar de werking van medicinale cannabis in de huidige inrichting onder druk staat. De bedrijven die zijn geraadpleegd voor dit evaluatieonderzoek geven aan dat de situatie in Nederland hen belemmert. Zij zijn bijvoorbeeld niet meer zeker van levering van medicinale cannabis wanneer er sprake is van productie van tussenproducten die zij doorverkopen ten behoeve van onderzoek. De inkomsten van deze bedrijven staan onder druk en zij missen perspectief om te komen tot de ontwikkeling en productie van een geneesmiddel.
Op dit moment kan het monopolie dus niet worden doorbroken zolang de voorwaarde geldt dat er meer voortgang op wetenschappelijk gebied moet hebben plaatsgevonden. Onderzoek wat ook nog eens wordt belemmerd, geven betrokken partijen aan. Maar toch sluiten ze de deur niet helemaal:
Gelet op internationale ontwikkelingen zoals de grote vraag vanuit het buitenland naar medicinale cannabis uit Nederland en het besluit van de VN om medicinale cannabis te schrappen van Lijst IV van de Single Convention on Narcotic Drugs uit 1961, lijkt het een logisch moment om het huidige beleid aan te passen. Borging van de huidige continuïteit en kwaliteit van de medicinale cannabis in Nederland behoeft dan wel aandacht.
Dat de huidige wetgeving progressie belemmert, laten ze wederom weten in de volgende alinea:
Afhankelijk van de politieke keuze om meer ruimte te bieden aan de markt, moeten wet- en regelgeving hierop worden aangepast. Dit vraagt tijd en roept de vraag op in hoeverre bedrijven uit Nederland daarop kunnen wachten of dat een tussenoplossing nodig is om hen te behouden in Nederland. Dit zou aan de orde kunnen zijn wanneer deze bedrijven essentieel worden geacht voor vervolgstappen op het gebied van wetenschappelijk onderzoek naar medicinale cannabis. Ook de huidige teler ziet zich beperkt in zijn mogelijkheden wanneer hij binnen de huidige kaders moet blijven opereren in Nederland.
Kortweg: onderzoek is kostelijk en als ze de geoogste medicinale cannabis niet mogen verkopen, is er geen verdienmodel. En Bedrocan begint ook te morren, blijkt uit de laatste zin. Dat niet alleen, de onderzoekers vragen zich ook af hoe de rol van het BMC nog in het geheel zou passen als de markt open zou worden gegooid.
Bij de eventuele aanpassing van het beleid en wet- en regelgeving moet kritisch gekeken worden naar de rol van het BMC. De opkoopplicht zoals die nu is ingeregeld, is dan niet passend, gelet op de wens van de overheid om geen leverancier te zijn van activiteiten met een winstoogmerk. Voor het BMC blijft dan, samen met de IGJ, een rol weggelegd voor het reguleren van de markt door middel van het verlenen van ontheffingen. Op die manier is toezicht op de kwaliteit en beschikbaarheid van medicinale cannabis geborgd. Mogelijkheid is om voor het BMC wel de rol te behouden om medicinale cannabis op te kopen ten behoeve van de verstrekking aan patiënten door apotheken. Bij het vervallen of anders inrichten van de opkoopplicht vervalt wel een inkomstenbron van het BMC. Aangezien de huidige winst tot nu toe werd aangewend voor het verlagen van de prijs voor patiënten en voor wetenschappelijk onderzoek, zal nagegaan moeten worden hoe hiermee om te gaan.
Alle geoogste medicinale cannabis van Bedrocan moet dus worden verkocht aan het BMC en de verkoop van deze wiet is op zijn beurt weer een inkomstenbron van het BMC. De winst daarvan wordt dus gebruikt om de prijs te verlagen van medicinale cannabis (dat is al een aantal keer gebeurd) en om geld te steken in onderzoek.
In een reactie op Twitter laat Hester Kooistra weten: “Probleem is dat BMC zowel publiek als privaat rechtelijk opereert ivm ‘opkoopplicht’. Elders in buitenland is functionaliteit alleen publiekrechtelijk, wat ook als een monopolie op ontheffingsdienstverlening geldt in wezen.”
Verder logisch dat het BMC het dan ook liever bij de huidige wetgeving houdt. Immers als de wetgeving verandert, zouden ze wel eens niet meer nodig blijken te zijn. Een beetje zoals de DEA in de Verenigde Staten van alcohol naar drugs is overgestapt, omdat ze anders niet meer relevant waren na het opheffen van alcohol prohibitie.
Zoals Hester Kooistra verwoord op Twitter op deze opmerking: “Probleem is een te stringente interpretatie van het Enkelvoudig verdrag in NL; dat komt omdat Els Borst de eerste Minister was die zich hard maakte voor ‘farmaceutische’ cannabis en er nog geen vergelijkingsmateriaal zonder opkoopplicht voorhanden was.”
Kamerbrief reactie van Minister Van Ark (Medische Zorg en Sport)
Goed, er staat nog veel meer in het document. Maar omdat dit artikel anders te lang wordt, behandel ik ook nog even de reactie van Minister van Ark.
Over de belemmeringen van de huidige wetgeving laat van Ark weten:
Voor het huidige wettelijk kader zijn handvatten voor het BMC uitgewerkt. De verdere uitwerking ervan en de mogelijke gevolgen voor bedrijven worden nog in kaart gebracht. Communicatie hierover naar buiten toe verdient nog aandacht; onder meer door verdere aanpassing van de website van het BMC. Verder ben ik voornemens om een pagina over dit onderwerp in te richten op rijksoverheid.nl. Als wordt gekozen voor een herziening van kaders, zal er opnieuw aandacht moeten zijn voor de communicatie naar stakeholders.
We zouden dus van het BMC en/of de overheid meer moeten gaan horen over dit onderwerp. Zelf is ze in ieder geval wel tevreden met het BMC:
De onderlinge samenwerking met het BMC vind ik belangrijk. De reguliere overlegmomenten met en het BMC zijn eerder dit jaar hervat. Verder zal de komende periode in kaart worden gebracht wat ieders rol en verantwoordelijkheden zijn, bijvoorbeeld ten aanzien van internationale trajecten.